Un’ode a Siciliaanse cannoli

Italië heeft de Fiat, het Colosseum, de Vespa en het Vaticaan. Het heeft Michelangelo, Andrea Bocelli en Gianluigi Buffon. Én Italië heeft Siciliaanse cannoli.

“Leave the gun, take the cannoli.” Nu spelen er zich in mijn leven geen Godfather-esque taferelen af dat ik pistolen ergens moet laten liggen, maar over het tweede deel ben ik het roerend met Clemenza eens: neem áltijd de cannoli mee.

Die briljante filmquote was overigens een improvisatie van de acteur die de rol vertolkte, maar dat ter zake. Hij is dus zo raak als de schoten die eraan voorafgingen. Cannoli is een van de beste uitvindingen van Sicilië, waar zoetekauwen een meerderheid vormen.

Het al even zoete naampje komt van ‘canna’, een verkleinwoord voor de rietstokken waar ze het deeg van origine omheen vouwden voor het frituren. Het waren de Arabieren – die het eiland richting het begin van de jaartelling in handen hadden – die Sicilië voorzagen van suikerriet, citrusvruchten, pistachenoten en amandelen. Ergens rondom Palermo kwam iemand met het idee om daar cannoli van te maken, waarvoor dank.

Inmiddels is cannoli van carnavalsspecialiteit naar dagelijkse kost gegaan in Sicilië, maar is het maken ervan heus een kunst. De basisingrediënten zijn vrij simpel: bloem, suiker, sinaasappelzeste, Marsala (een versterkte Siciliaanse wijn), soms ei en reuzel of roomboter. De vulling is traditioneel gezien gezoete ricotta, liefst van schapen. Het is de kwaliteit daarvan die een groot verschil maakt, zoals bij veel culinair erfgoed uit de laars. De lekkerste cannoli eet je direct nadat ze gevuld zijn; dan proef je het contrast tussen de romige vulling en knapperige buitenkant het best. Gekke toppings of extra’s in de vulling zijn nergens voor nodig, tenzij er pistachecrème in de buurt is.

Zie je dus een cannolo, dan neem je ‘m mee. Toen ik mijn stampvolle neef onlangs dan ook dwong tot het eten van een cannolo na het diner stelde het hem niet teleur. Hij mij ook niet: hij constateerde wijs dat de smaak hem een beetje deed denken aan karamel-zeezout. En al is dat niet precies waar, is het mijns inziens een goede vergelijking: alle smaken in cannoli vormen samen net zo’n gouden combinatie die je wel móet lusten.

Ik nam mijn nieuwverworven rol als cannoli-apostel serieus en besloot mijn verjaardag daarvoor te gebruiken, dus werd het cannoli trakteren op kantoor. Dat plan liep in de soep want we besloten massaal thuis te werken die dag. Ik gaf niet op, maar ten tijde van m’n herkansing bleken alle bakkers die ik op mijn radar had gesloten. Mijn laatste strohalm bleek een random pizzeria via een fietskoerier. Nou, ik heb mijn lesje wel geleerd. Uit ellende heb ik ze allemaal zelf opgegeten, zonder er op de werkvloer een woord over te reppen.

Het fiasco bracht mij overigens wel op een nieuwe missie: cannoli-connaisseur worden en de beste cannoli van Amsterdam vinden, waar ik jullie later in de vorm van een artikel op trakteer. Ik heb uiteraard al een aantal topstukken op mijn proef-cv, maar heb ook nog een aardige weg te gaan. De snelheid daarvan is afhankelijk van het wel of niet toenemen van mijn broekmaat.