Leuk je droom, maar non me ne frega un cazzo
Vandaag precies twee jaar geleden vertrok ik met twee grote koffers richting Rome. Het plan had als puzzelstukjes in elkaar gepast toen ik een nacht niet kon slapen. Voor sommige mensen is het niet hebben van een toekomstplan misschien angstaanjagend, voor mij is dat het meest bevrijdende gevoel dat er is. Het betekent namelijk dat je ook plotseling kunt besluiten ergens anders te gaan wonen, zoals in Italië bijvoorbeeld.
Het is moeilijk om niet van Italië te houden, ik bedoel: wie houdt er niet van pasta (maar serieus, wie houdt er niet van pasta), van meer zonuren en van die gekke culturele eigenaardigheden. Ik wil niet zeggen dat het bij mij veel verder ging dan dat, maar altijd als ik in Italië was voelde ik me gewoon goed. Of dat nou een stedentrip of strandvakantie was. Toen ik jong was heb ik met mijn familie slechts één keer in Italië gekampeerd, wat ik me daar nog van herinner is dat het bloedheet was, je een badmuts op moest in het zwembad en elke dag drie ijsjes at. Toen ik begin twintig was leerde ik Italië echt kennen door mijn toenmalige Italiaanse vriendje. Daar ontstond een absolute obsessie voor de Italiaanse cultuur.
Tien jaar later besloot ik dat leven voor vakanties niet genoeg was en wilde ik een poging wagen. Ik zou een half jaar in Rome gaan wonen, ik was er nog nooit geweest, maar boeiend, het was Italië. Natuurlijk had ik een soort romantisch plaatje in mijn hoofd. Wanneer je dan toch echt besluit een droom na te jagen, zouden alle deuren toch voor je opengaan? Niets bleek minder waar. Het leek alsof Italië wilde zeggen: leuk joh, je droom, maar non me ne frega un cazzo (oftewel: het boeit me geen moer). De eerste paar maanden in Rome maakte ik zo verschrikkelijk vaak troostpasta’s voor mezelf. Italië als vakantiebestemming en als plek om daadwerkelijk te wonen zijn twee hele andere werelden. Er waren dagen, en heel eerlijk zijn die er nog steeds wel eens, dat ik geen Italiaans meer kon horen.
Wat me naast pasta altijd overal doorheen sleept is de ongekende schoonheid van alles wat dit land omvat: het hysterische verzet tegen moderniseren (ook al is dit op bepaalde vlakken echt niet best), hoe mensen zich gedragen, hoe eten en drinken de schakel is die alles met elkaar verbindt, de pracht en praal maar ook het gigantische verval, het rustige leeftempo, de assertieve mentaliteit, de humor van van hoe dingen compleet onlogisch worden uitgevoerd. Het is verslavend. Zo werden zes maanden een jaar, en toen nog een jaar. En nu wil ik nooit meer weg uit dit land, de beeldschone teringzooi.