Un’ode a maritozzi

Italië heeft de Fiat, het Colosseum, de Vespa en het Vaticaan. Het heeft Michelangelo, Andrea Bocelli en Gianluigi Buffon. Én Italië heeft de maritozzo.

“Me stai de fronte, lucido e ‘mbiancato, la panna te percorre tutto in mezzo, co ’n sacco de saliva nella gola, te guardo ‘mbambolato e con amore. Me fai salì er colesterolo a mille, lo dice quell’assillo d’er dottore, ma te dirò, mio caro maritozzo, te mozzico, poi pago er giusto prezzo!” – Ignazio Sifone, Ode ar maritozzo, Garbatella, 1964

 

Ik ben niet de enige die een ode schrijft aan maritozzi. Sifone was me in ’64 al voor in Romeins dialect, en omschrijft daarin zijn onderwerp als ‘glanzend wit, de crème loopt door je heen’, terwijl het water hem in de mond loopt en de stem van z’n dokter in zijn hoofd klinkt, die hem wijst op z’n razendsnel oplopende cholesterol. Hij kijkt z’n maritozzo liefdevol aan en eet ‘m op. Gelijk heeft-ie.

Zijn onderwerp, de maritozzo, is een typisch Romeinse dolce; een bijzonderheid, want er zijn niet veel zoetigheden waar de stad Rome om bekend staat. Het is een zacht, briocheachtig broodje, opengesneden en tot (of zelfs over) de rand dichtgemetseld met dikke room. Een hap die kan uitpakken van zacht en mierzoet tot voornamelijk romig met slechts een klein zoetje. De beste die ik ooit zelf in Rome at, voldeed aan de eigenschappen van optie twee: het broodje was bijna knapperig maar niet écht, het deeg gezoet en de room niet of maar heel lichtjes. Het overgrote deel van wat ik verder naar binnen heb gewerkt was een soort achterneef van ons eigen puddingbroodje. Ook niet mis, maar in mindere mate in het bezit van die winnaarsmentaliteit.

De maritozzo dankt zijn naam zelfs aan een verklaring van de liefde. De oudste voorvaderen van maritozzi werden al in het oude Rome gemaakt, door vrouwen die voor hun hardwerkende geliefden brood met rozijnen en honing maakten, dat ze naar hen brachten tijdens hun arbeid op het land. De naam van het huidige baksel komt vermoedelijk van iets later, toen de traditie ontstond van mannen die hun vrouw op de eerste vrijdag van maart het broodje gaven, met in het slagroomhart een ring of gouden voorwerp verstopt (mocht mijn toekomstige man meelezen: niet doen, levensgevaarlijk, met eetlust als de mijne). Een blijk van liefde waaruit de spottende naam maritozzo (van marito, echtgenoot) ontstond. Een laatste romantische legende die rondgaat is het verhaal over vrouwen die elk hun eigen maritozzo maakten voor de mooiste man van het dorp, die er vervolgens met de beste bakster vandoor ging.

In Nederland windt de ideale echtgenoot sinds enkele tijd ook mannen én vrouwen om z’n vinger. Mijn favoriete Italiaanse bakker Salvo zette ‘m op de kaart en bezorgde maritozzi wereldfaam in Amsterdam. En ook bij niet-Italiaanse restaurants als Metro in Amsterdam-Noord wordt er gestunt met maritozzi. Zoet, maar ook in hartige vorm met kippenlever en vijgen. Want de maritozzi mag dan zoet zijn van origine, hij heeft ook een serieuze kant. Tevens in Italië wordt hij hartig gegeten. Maar de lekkerste, dat zijn de zoeterds, als je het mij vraagt. Hoe simpeler, hoe beter. Dat weet ik, want in Rome ging ik vorig jaar op jacht naar de beste van de stad, waarvoor ik een rasechte Romein strikte en ik mijn cholesterol enorm voor op de proef stelde. Met resultaat, dat je nog van me tegoed hebt hier op Italiamo.