Riservato per Elisabeth

Behalve Antonio rekende ik ook Luca tot mijn kring van semi-bekenden. Luca was de strandwacht, een belangrijk beroep. Elk Italiaans strand heeft een strandwacht – de één oplettender dan de ander – en in mijn dorp was dat hoofdzakelijk Luca. Ik vertelde een paar weken geleden al dat het erg kan lonen om te investeren in een vaste gast bij een strandtent te worden, want dan krijg je een strandbedje op de eerste rij. Dus toen ik vier dagen op rij bij dezelfde tent kwam had ik die eer wel verdiend, en na twee weken zo goed als dagelijks komen was ik dikke vrienden met iedereen op het strand. ‘The Queen of this beach‘ noemde Franco me, de man bij wie ik elke dag €5 afrekende voor een bedje. Een titel die ik vermoedelijk ook kreeg omdat ik de enige onder de vijftig was en ook nog eens topless zon. Absoluut niet conform de Italiaanse strandetiquette maar kijk, soms moet je gewoon een beetje Nederlands feminisme mengen in al dat conservatisme.

Hoe dan ook, dat bedje stond in de eerste rij, met een roze post-it met mijn naam erop. ‘Riservato per Elisabeth.’ Mijn hart smolt daarvan. En er waren meer van dat soort privileges. Zo mocht ik mijn wijn ook op het strand in een echt glas meenemen in plaats van in een beker, kreeg ik extra veel Aperol in mijn Aperol Spritz, wisten ze welke restauranttafel mijn favoriet was en hielden die dan voor me vrij, en kreeg ik geregeld een prosecco of limoncello van het huis. En al dit soort dingen zorgden ervoor dat ik me met de dag meer ging hechten aan dit kleine dorp, dat als toneel diende voor al haar schitterende personages: de inwoners.

Een bedje op de eerste rij betekent ook dichtbij de bagnino, Luca dus, en als je denkt dat oude Italiaanse vrouwtjes veel kunnen kleppen, dan moet je eens in de buurt van een strandwacht komen. Luca lulde werkelijk waar de oren van m’n kop. Ik antwoordde dan in het Engels, en zo verstonden we elkaar allebei niet, maar dat leek niemand wat te deren. Met handen en voeten vertelde hij over Chippie, een grote grijze zeemeeuw, die hij onder zijn vleugels had genomen. Chippie was ergens van afgevallen. Een muurtje, een dak, dat vertelt het verhaal niet, maar door die val liep Chippie mank en dat ging Luca erg aan het hart. Sindsdien geeft hij de vogel kleine beetje yoghurt, die hij serveert op een platte steen. Elke dag weer kwam Chippie aanstrompelen, legde Luca liefdevol die steen vol met yoghurt, keek er vertederend naar en ging dan weer verder met de zee in de gaten houden. Ja, en met kletsen natuurlijk.

Maar toen, corona. De wereld op slot. Alle stranden leeg. Alle toeristen weg. Dat ging één zomer nog wel, maar geen twee. Toen ik in 2021 met kloppend hart mijn dorp weer in kwam, was dat niet hetzelfde dorp. De strandtent was verkocht, Luca en Franco weg (wie zorgt er nu voor Chippie?), ervoor in de plaats was een grote onpersoonlijke verhuurder gekomen waar je alleen nog maar twee bedjes kon huren, voor €25,- per dag, ook als je in je eentje was. Ik stuurde Antonio een bericht op Facebook, maar hij werkte tegenwoordig in een grotere naburige stad, in het dorp waren te lang te weinig toeristen. Veel kleine winkels en restaurants werden gerund door senioren, die kozen eieren voor hun geld en gingen met vervroegd pensioen. Het was nog steeds een goed dorp, en ook nog steeds wel mijn dorp, maar wel een ánder dorp. En daarmee leerde ik het grote nadeel van een vaste plek hebben: als er wat verandert, is opeens alles anders. Tja, ogni cosa si compra a prezzo.

Project Italiaanse droom

« L’episodio precedente

Continua a leggere…»