Al doende leert men

Ondertussen liep, ook tijdens die vakanties in mijn dorp, Project Italiaanse droom natuurlijk gewoon door. Elke vakantie huurde ik een auto om huizen te bezichtigen, vooral om gevoel te krijgen voor wat ik wilde, en wat juist niet. Zo was ik er thuis in het overvolle centrum van Amsterdam van overtuigd dat ik een vrijstaand huis wilde, omringd door groen en verder een hoop niets. Maar toen ik eenmaal bij dat soort huizen stond, bovenop heuvels of bergen, ver weg van buren of dorpen, bekroop me de gedachte ‘maar wat ga ik hier dan dóen in mijn eentje?’ De wens dat er veel vrienden en familie over de vloer komen is een heerlijk geromantiseerd Bertolli-beeld, maar de realiteit is dat ik er ook veel alleen ga zijn. Dat lijkt me heerlijk, maar het is ook weer niet de bedoeling om een importkluizenaar te worden. En dus werd de eis toegevoegd: op loop- of fietsafstand van een klein dorp met een bakker, pizzeria en het liefst een klein plein met café.

Ook merkte ik dat een té grote tuin me de zenuwen bezorgde, want wie gaat dat onderhouden? Sommige huizen komen met vele hectares land, en gezien de droogte en het bijkomende brandgevaar heb je als grondeigenaar een onderhoudsplicht. Dat is dus vooral een enorme kostenpost én potentieel hoofdpijndossier, als je zoals ik geen groene vingers en ook geen agrarische dromen hebt. En tot slot: ik kon de eis ’tuin met avondzon’ niet loslaten. Vond elke makelaar maar vreemd. ‘Je hebt de hele dag zon! In de avond ben je er wel klaar mee.’ Maar dat zeggen zij, Italianen, die opgroeide met een altijd aanwezige zon. Ik als pertinent verkleumde Hollander heb een heel andere relatie met de zon, en zeker de avondzon is sinds zo lang als ik me kan herinneren mijn favoriete moment van de dag.

Met elke huis dat ik zag kreeg ik een beter begrip van de markt en het proces van een huis kopen in het algemeen. Zo moet je bij een Italiaans huis niet verliefd worden op de keuken, want die nemen ze bij een verhuizing gerust mee. Schijnt heel normaal te zijn, dan wordt dat hele ding er gewoon uitgesloopt en in een ander huis gezet. Terwijl het minstens zo normaal is om ánder meubilair te laten staan. En, is het in Nederland (en al helemaal in Amsterdam) een ontzettend rode vlag als een huis langer dan een maand te koop staat, in (sommige gebieden in) Italië is dat heel normaal. Je moet niet raar staan te kijken als iets al jaren op de markt staat, en zeker sinds corona is het aanbod veel groter dan de vraag. Wat ook meteen betekent dat je ten eerste vrijwel altijd kunt onderhandelen over de prijs, en ten tweede dat je zo’n huis niet per se als investering moet zien. De kans dat je het ooit met winst doorverkoopt is er vast, zeker in sommige populaire gebieden, maar voor de zekerheid ga ik er zelf gewoon vanuit dat het een grote met mozzarella beplakte put is waar ik die enorme bak geld ooit in ga storten – en nooit meer terugkrijg.

​Wat me met elke bezichtiging trouwens meer ging storen, was mijn eigen gebrek aan Italiaanse taalvaardigheid. Dan kwamen we de buurvrouw tegen van het huis dat we net bekeken hadden, en kon ik goedbeschouwd alleen gedag zeggen en een glas witte wijn bestellen omdat al mijn Italiaans is beperkt tot overleven in de horeca. Toen besloot ik: ik moet de taal gaan leren. En toen ik na zo’n jaarlijkse vakantie in mijn dorp voor een overstap 48 uur in Florence was, wist ik ook meteen waar ik dat moest gaan doen. Nella città più bella del mondo.

Project Italiaanse droom

« L’episodio precedente

Continua a leggere…»