Vroeg naar de supermarkt in Italië? Doe dat maar niet
Er zijn van die dingen die je maar één keer verkeerd hoeft te doen. Iets met een ezel en een steen. Een van die dingen is vroeg naar de supermarkt gaan in Italië als Nederlander. Dat is bijna een fulltime baan. En ik kan me zo voorstellen dat je geen zin hebt om te werken als je op vakantie bent, dus, sla die vroege shift maar over.
Het leven van oudjes in Italië, maar echt stokoude oudjes, lijkt me vrij gemoedelijk. De bejaardenhuiscultuur is in Italië niet zo aangeslagen, met alle gevolgen van dien. Hulp en zorg komt vanuit kinderen, kleinkinderen of buren. In mijn straat zie ik regelmatig een vrouw een mandje uit haar raam laten zakken met een touw, waar steeds verschillende mensen vervolgens haar boodschappen in doen. Wat ik leuk vind om te zien is dat oudjes vaak met een soort respect en zachtheid worden behandeld door buschauffeurs, koffiebarpersoneel of kappers. Je zou bijna een soort onschendbaarheid kunnen zeggen. Als een soort langzame kometen lopen ze op straat en wijken zelden ergens voor uit. Italianen lijken daar helemaal oké mee te zijn.
Waar ik tot voor kort niet van op de hoogte was, is dat er een stokoude bejaardenshift bestaat in de Italiaanse supermarkt. Daar kwam ik achter toen ik weer eens een vruchteloze poging deed gedisciplineerder te leven en vroeg opstond in het weekend. Toen ik de supermarkt inkwam zag ik een en al grijze rimpeligheid, rollators en steunkousen. En iedereen schuifelde langzaam maar onverstoord door de gangpaden. Als er muziek op had gestaan had het zo een schuifeldanswedstrijd kunnen zijn.
Dat onverstoorde werd even onderbroken toen een piepklein vrouwtje naar een blik fagioli reikte maar er uiteraard in de verste verte niet bij kwam. Ze keek me aan alsof ik een soort Mount Everest in menselijke vorm was, ik schrok er bijna van, en wees met haar gerimpelde hand naar boven. Ze vroeg of ik haar even kon helpen. Toen ik het blikje in haar karretje legde hoorde ik een soort kreet vanuit de andere kant van het gangpad. Een andere piepkleine mevrouw stond me breed grijnzend aan te kijken en wees naar een pakje gedroogde porcini, ook buiten haar bereik. Nadat ik ook haar geholpen had kwamen er van alle kanten kleine oudjes al wijzend mijn kant op. Ik meen het, als wespen op appeltaart. Ik werd belaagd. Zo kwam anderhalf uur later bij de kassa en zei de meneer lachend, ‘hard gewerkt, volgende keer maar later komen.’