Amsterdams Italië

Op 1 augustus 2007 kreeg ik de sleutel van een klein appartement in het centrum van Amsterdam, en vandaag de dag woon ik daar nog steeds. Ik kan wel zeggen dat ik het centrum van de stad heb zien veranderden van beetje groezelige plek waar niemand wilde komen via opeens even echt leuk naar wat het nu is: veel te druk en veel te toeristisch. In mijn straatje, dat autovrij is en waar nauwelijks andere voetgangers komen dan degene die er wat te zoeken hebben, heb ik het minstens zo zien veranderen. Ooit zat er bijvoorbeeld een illegaal casino achterin de coffeeshop, niet zichtbaar vanaf de straat, maar de meeste buren wisten prima wat er gebeurde. Er was een pand waar op een zonnige voorjaarsdag in 2009 de voltallige ME binnenviel omdat er een XTC-opslagplek zou zijn, dat was een spectaculair gezicht. En op de begane grond van het pand waar ik woon heb ik wel twintig verschillende winkels de revue zien passeren, waarbij mijn favoriet de kapper was waarbij de wasbakken niet waren aangesloten en waar hoofdzakelijk kale mannen in de stoel zaten. Ik geloof niet dat er ooit ook maar één haar is geknipt, getuige ook de grote beveiliger die voor de deur stond. Wat ze er wel deden, niemand wilde het weten.

Hoe dan ook, dat pand op de begane grond kwam drie jaar geleden leeg te staan. De telefoonwinkel annex toeristenshop die er zat sloot de deuren, we waren er niet heel rouwig om. Misschien kwam er wel gewoon een leuke broodjeszaak ofzo, net als de Surinaamse toko die er zat toen ik er kwam wonen en waar ik aan het eind van de dag heel vaak een bakje goddelijk eten gratis in m’n handen kreeg geduwd. De nieuwe huurders kwamen erin ten tijden van corona, een grote groep verbouwmannen begon direct een gigantische verbouwing, het hele pand stond te trillen op zijn grondvesten, ze boorden een gat in de muur waarbij m’n internetkabel sneuvelde en ik in het mids van de lockdown geen wifi meer had, het was not great.

Na weken kwam ik eindelijk de eigenaren eens tegen, ze gingen er een barbershop en tattooshop beginnen. En, wat denk je, het waren Italianen. Wie de hoofdeigenaar is weet ik na bijna vier jaar nog steeds niet, want elke week weer lijkt er een heel nieuwe delegatie te staan. Ze komen uit het zuiden, een groot deel uit Sicilië, sommige uit Napels. In totaal werkt er denk ik wel tien man. Allemaal Italianen, en ze zijn dan ook dikke vrienden met de pizzeria die ernaast zit en eveneens door enkel Italianen gerund wordt en waar óók wel tien man werkt die in wisselende formaties de toko bedienen. Het opmerkelijke is dat er vervolgens bij beide zaken ook alleen maar Italiaanse klanten en gasten komen. Zeker in de zomermaanden staat het stukje straat bij mijn voordeur bomvol met kletsende borrelende rokende Italianen, wat vaak een gezellig gezicht is, maar wat voor je voordeur in een kleine steeg ook gewoon best irritant is en voor overlast zorgt. Daar durf ik niet over te klagen, want dan ben ik gelijk weer die bekrompen Hollander.

Maar soms, als ik Italië mis, hoef ik dus alleen maar mijn hoofd uit het raam te hangen en als ik dan m’n ogen dichtdoe klínkt het in ieder geval alsof ik er weer even ben. Fantastico.

Project Italiaanse droom

« L’Episodio precedente

Continua a leggere…»