Hoe heeft al het cultureel erfgoed van Italië de Tweede Wereldoorlog overleefd?
Dat Italië geen lieverdje was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, hoef ik je hopelijk niet te vertellen. In 1943 werd de bondgenoot van Duitsland vanaf Sicilië binnengevallen door de geallieerden, waarop een strijd volgde die twee jaar later pas resulteerde in een bevrijd land. Een strijd in een land waar zich op z’n zachtst gezegd best wat cultureel erfgoed bevond. Stel je eens voor: de fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel onder het puin van een bombardement, het Colosseum nog verder afgebrokkeld tot een onherkenbare hoop stenen… Hoe heeft dat het eigenlijk in hemelsnaam allemaal overleefd? Dat is dus een mooi verhaal van listigheid, vastberadenheid en uiteraard ook wel wat mazzel.
Bedachtzaam bombarderen
Bizar genoeg werd zelfs in oorlogstijd nagedacht over dit soort dingen. Onder de Amerikanen en Britten was algemeen bekend dat Italië een openluchtmuseum is en ontstond een soort gentlemen’s agreement, een diplomatie van destructie. Bombardementen werden dus serieus zo strategisch mogelijk om erfgoed heen gepland en Rome werd grotendeels gespaard doordat het een door de geallieerden bepaalde ‘open stad’ was, beschermd tegen aanvallen.
Wel tot op zekere hoogte; het leven van de manschappen en het volk woog zwaarder, dus als het moest, zou cultureel erfgoed daarvan ten koste gaan. Bij de Slag om Montecassino ging dat bijvoorbeeld mis. Een eeuwenoude abdij werd weggevaagd omdat er gedacht werd dat er Duitsers zaten, maar in de realiteit schuilden er burgers. En zo zijn er meer plekken of kunstwerken gesneuveld.
Een leger van kunstredders
In de tussentijd veranderden museumcuratoren, priesters en kunstliefhebbers in strijders met houten kratten en balen stro. Die pakten onder meer de kostbaarste werken uit het Uffizi handig in om ze naar omliggende dorpen, villa’s en kloosters verspreid door Toscane te vervoeren. De David van Michelangelo kreeg tijdelijk een bakstenen ‘huis’ eromheen en belangrijke palazzi werden beschermd door zandzakken om de schade te beperken.
Een beetje geluk
Niet alles kan worden toegeschreven aan slimme strategieën en heldhaftige daden; soms speelde geluk ook een rol. Zo overleefde Da Vinci’s Laatste Avondmaal op wonderbaarlijke wijze een bom die de weg kwijt was. Het mooiste verhaal las ik ooit over een Britse officier die de naam van een klein Toscaans stadje herkende en halsoverkop een geplande beschieting afblies. Hij herinnerde zich ineens een essay waarin La Resurrezzione van Piero della Francesca ‘het mooiste fresco ter wereld’ werd genoemd – en besefte dat die zich bevond in het dorp dat hij wilde gaan aanvallen. Komt die kunstgeschiedenisles misschien toch nog eens van pas.
Het grote herstel
Tot slot werd er ook een hoop hersteld. Sommige kerken raakten zwaar beschadigd en delen van steden werden platgebombardeerd. Na de oorlog begon een enorme restauratie waarbij monumenten werden heropgebouwd, fresco’s werden gerepareerd en verdwenen kunstwerken werden opgespoord. Daarbij kreeg het land ook internationaal hulp in de vorm van fondsen en expertise.